Een druk terras, geroezemoes rondom, verderop geraas van verkeer. Twee oudere mannen aan
een tafel. Verzorgde maar onopvallende kleding. De een zit er al een tijdje, de ander is net aangekomen.
‘Gezellig, je feesie.’
‘Dank je.’
‘Lang met je zuster gepraat.’
‘Oh ja?’
‘Ja, ze snee me gewoon de adem af.’
‘Ga weg.’
‘Maar zonder bijbedoelingen hoor.’
‘Nou, als je dat zo zegt, geloof ik het niet erg.’
‘Ja, maar ik ben de jongste niet meer.’
‘Nee, zij ook niet.’
‘Heb je helemaal gelijk in.’
‘En nou?’
‘Nou wat?’
‘Komt er nog wat van?’
‘Zou
je dat erg vinden?’
‘Helemaal niet.’
‘Fijn, maar weet je, zoiets moet
groeien.’
‘Ja, maar niet te lang hoor, anders zijn jullie er niet meer, het is zonde dat ik het zeg.’