Het openstaande raam
weerspiegelde een witte zwaan
die onder een blauwe hemel
met een zwoele
wind mee
over kabbelend water ging
in de richting van een dam
waarop ik braamstruiken wist
met nog onrijpe vruchten.
Een tocht als de kille adem van hem
die ik slechts van horen zeggen ken
deed mijn wankel lichaam huiveren.
Het openstaande
raam
weerspiegelt een zwarte zwaan
die onder een donkere hemel
tegen een gure wind optornend
over woest golvend water gaat
in de richting van een dam
waarop ik braamstruiken weet
met al te rijpe vruchten.
© Coos de Goede, augustus 2012