Uit zijn werk:
Nooit
eerder heb ik ergens zo lang gewoond
als
waar
ik oud ben geworden
en
nooit eerder heeft dat zo kort geduurd.
Meningen zijn als de bladzijden van een boek,
je
kunt ze omslaan.
Als er niemand meer leest of luistert,
wil dat
niet zeggen dat je niet meer schrijven of
spreken moet, er is
altijd iets wat namens
jou leest of luistert.
Grote
dichters zijn onsterfelijk door hun werk
hopen
ze
kleine
ook, want die denken zich groot.
Je moet geluk hebben om geluk te hebben.
Herinneringen
zijn gebeurde verzinsels.
Dat wat vanzelfsprekend is, wordt het meest
gezegd.
Iedereen
heeft een eigen waarheid, ook als die
objectief bezien helemaal niet of niet
helemaal
waar is, blijft het toch zijn of haar waarheid,
ding an sich; niet te
verwarren met leugens
die
dienen om te misleiden, beschuldigen of
juist te beschermen.
Geboren worden is een straf, maar dat besef je
uiteraard pas
achteraf.
Beter jong en ongelukkig dan oud en tevreden.
Geluk is als drijfzand, slechts schijnbaar
betrouwbaar.
Het probleem is dat domme mensen meestal
niet beseffen dat ze dom zijn, dus misschien
ben ik wel dom.
Somberen kan bij voorspoed, bij tegenslag is
opgewektheid geboden.
ziel:
We
zouden het toch eigenlijk zelf wel
moeten kunnen begrijpen,
dat
door het brein
gevoede diepste eigen dat ons in wezen
onbereikbaar
maakt
voor anderen, maar
begrijp
mij niet verkeerd, ik begrijp het niet
.
Het leven geeft weinig reden
tot
vrolijkheid,
dat is het leuke van vrolijk zijn.
Leven is de tijd doden tot de tijd jou doodt.
Niets doen is lang niet altijd niets doen.
IJverige mensen zijn vaak luiaards die voort-
durend willen bewijzen dat niet te zijn.
*
PREEK (
MACHT VAN ONMACHT
)
De stem van mijn vriend de predikant klinkt steeds zachter en wordt uiteindelijk onverstaanbaar. De gemeente mompelt. Ik sta op, mijn vriend zwijgt, kijkt vertwijfeld om zich heen, verlaat de preekstoel en wankelt lijkbleek naar mij toe. Ik vraag hem wat er scheelt.
‘Ik ben het kwijt,’ fluistert hij.
‘Wat, je tekst?’
‘Nee, mijn geloof.’
‘Zo plotseling?’
Hij knikt met tranen in zijn ogen.
‘Het is me gegeven en het is me ontnomen.’
‘Maar waaruit blijkt dat dan?’
‘Ik had plotseling het gevoel te staan liegen.’
‘Als dat al zo was, niemand had het gemerkt als je gewoon door was gegaan.’
‘Maar dat kon ik niet, ik had het gevoel in een ravijn te storten.’
‘Ga ze dan nu vertellen wat je is overkomen.’
‘Nee,’ hij schudt heftig het hoofd, ‘daarvoor zijn ze niet hier.’
Zijn gefluister is hees geworden door emotie.
‘Misschien toch wel,’werp ik ook nog steeds fluisterend tegen, ‘misschien zijn ze toch ook daarvoor hier.’
‘Nee, nee, nee, ze zullen me naar de slachtbank leiden.’
‘Dan zijn ze het niet waard hier te zijn.’
‘En wat is dan nog, wat is nu nog de zin van mijn leven?’
‘Misschien je oprechtheid en onschuld?’
‘Een slachtdier is ook oprecht en onschuldig.’
‘Wellicht, en voor de vleeseters is de zin van dat leven het vlees dus de dood van dat dier, maar voor het dier zelf was het zijn leven in oprechtheid en onschuld.’
Mijn vriend begint hevig te snikken. De gemeente heeft in doodse stilte toegekeken hoe we daar stonden te fluisteren, merkt nu dat de predikant huilt en fluistert op haar beurt. Maar iemand gebaart naar de organist en die zet een psalm in. De gemeente herkent de melodie en begint aarzelend te zingen. Ondertussen leid ik mijn vriend de kerk uit, maar waarheen?
*
Een land dat oorlog voert, wordt ziek, ook als het doel te
rechtvaardigen is.
Grote gebeurtenissen werpen hun schaduw vooruit, zoals door
ons besef van sterfelijkheid het sterven doet.
Als men beweert dat God niet bestaat, beweert men tegen beter weten in dat de mens niet bestaat.
Als ik van te voren had kunnen weten wat leven is, zou ik niet verwekt hebben willen worden.
Transcendentie ontkennen is als het ontkennen van seksualiteit en omgekeerd; laat dat Rome en de atheïsten gezegd zijn.
De tijd heelt lang niet alle wonden en is zelf een ongeneeslijke wond.