Nog vervuld van elkaar
of
we nu samen waren of gescheiden
zaten we daar, beschut tegen de noordooster
maar kennelijk niet tegen sluismeesters zicht
want
die kwam gedreven door geilheid of plicht
poolshoogte nemen en glimlachte teleurgesteld
of door herinnering aan zijn jeugd.
En dociel glimlachten wij terug, om vervolgens weer te staren
naar de glinsterende huivering van het Noordzeekanaal
in het door cokesdamp van de hoogovens gefilterde zonlicht
droef als de stem van Dolly Parton in haar zieligste liedjes
maar waarin wij geen
bedreiging zagen.
© Coos de Goede 2010